118
X2
Category 2: Civil Structures
Software: Scia Engineer
Tuikabelbrug over de Ringvaart - Gent, Belgiƫ
Beschrijving van de constructie
De Pyloon heeft de vorm van een driehoek zonder
onderlinge koppeling tussen beide benen van de
pyloon. De pyloon wordt aan de onderzijde met
bolscharnieren aangezet op de funderingszool.
De bovenbouw voor het wegverkeer wordt uitgevoerd
in beton (betonnen hoofdliggers ca 130 m waarvan
de eerste 68 m centrisch voorgespannen wordt met
nagerekt staal, betonnen dwarsdragers elke 3 m en
betonnen brugdekplaat met breedte 8 m). De betonnen
hoofdliggers steken deels boven de rijweg uit.
Fietspaden en dienstpaden worden uitgevoerd
als een staalstructuur. Deze paden bestaan uit
roostervloerelementen die opgelegd worden op stalen
consoles. Deze consoles worden verankerd in de
betonnen hoofdliggers.
De bovenbouw wordt aan de stadzijde (zijde werfzone)
verankerd en ingeklemd in een ankermassief.
De bovenbouw wordt aan de zijde van het sintelstort op
een landhoofd opgelegd op een glijdende oplegging.
De bovenbouw wordt volledig opgehangen aan de
pyloon. In definitieve toestand is er geen enkele vaste
verbinding tussen de bovenbouw van de brug en de
pyloon
Bouwfasering
Het brugdek wordt gebouwd op een tijdelijke werfzone
welke zich bevindt in het verlengde van de brug achter
het ankermassief. Dit houdt in het betonneren van
de hoofdliggers, dwarsdragers en brugdekplaat, het
voorspannen van de hoofdliggers en het uitvoeren van
het tussenblok aan het uiteinde van de brug welke als
tegengewicht dienst doet.
De pyloon wordt in het atelier samengelast en over
het water, via de Ringvaart, getransporteerd naar de
werfzone. Deze wordt recht gezet en op een tijdelijke
fundering geplaatst. De pyloon krijgt dan een tijdelijke
schoring aan de achterzijde via een systeem van
buisprofielen.
Eens het beton voldoende verhard is (en de eerste 68 m
voorgespannen is), worden de tuikabels 3 tot en met 13
gemonteerd en op spanning gebracht om de structuur
van de bekisting op te tillen. In de transportconfiguratie
is de brug enkel nog verticaal ondersteund onder de
hoofdligger op 12 m van het uiteinde zijde sintelstort
en op 4 tijdelijke consoles aan de pyloonbenen (twee
per been), vlak onder het brugdek bevestigt. Beide
pyloonbenen worden verbonden via een tijdelijke
trekker, welke gemonteerd is tussen de consoles.
In tussentijd worden de funderingen gemonteerd en
wordt het landhoofd zuid opgetrokken. Het landhoofd
noord (zijde werfzone) kan pas gebouwd worden
nadat de brug verplaatst is over de ringvaart naar zijn
definitieve positie.
Voor het verplaatsen van de brugstructuur worden
de voorste steunen op een rijdend platform geplaatst
en worden de consoles aan de pyloon voorzien van
glijschoenen welke in rails kunnen schuiven.
De stabiliteit van de constructie tijdens de bouwfasering
wordt verzekerd met een langse en dwarse blokkering
van de langsliggers via twee tijdelijke nokken,
gemonteerd juist voor de pyloonbenen. Bij een
achterwaartse en/of dwarse beweging van het brugdek
maken de nokken contact met de pyloonbenen.
Voor het transport over de ringvaart worden pontons
voorzien waarop de transportplatforms zullen gereden
worden om vervolgens overgevaren te worden.
Na het transport van de brug naar zijn definitieve
positie wordt de pyloon afgezet op zijn funderingszool.
Hierna kan de bouw van het ankermassief beginnen. In
tussentijd wordt het brugdek horizontaal vastgehouden
aan het landhoofd sintelstort, via tijdelijke trekankers.
Hierna kan de brug worden afgewerkt. Dit houdt in: het
spanningsloos maken van alle tijdelijke verbindingen om
deze vervolgens te verwijderen.
Het afwerken van het brugdek, nl. het aanbrengen
van een waterdichte rok op de brugdekplaat en het
aanbrengen van de afwerkingslagen van het wegdek.
Montage van tuikabels 1 en 2 en definitieve tuiregeling.
Het momentvast verbinden van de brugconstructie
met het ankermassief waarna de brug klaar is voor
ingebruikname.