Nemetschek Structural User Contest 2013

118 X2 Category 2: Civil Structures Software: Scia Engineer Tuikabelbrug over de Ringvaart - Gent, België Beschrijving van de constructie De Pyloon heeft de vorm van een driehoek zonder onderlinge koppeling tussen beide benen van de pyloon. De pyloon wordt aan de onderzijde met bolscharnieren aangezet op de funderingszool. De bovenbouw voor het wegverkeer wordt uitgevoerd in beton (betonnen hoofdliggers ca 130 m waarvan de eerste 68 m centrisch voorgespannen wordt met nagerekt staal, betonnen dwarsdragers elke 3 m en betonnen brugdekplaat met breedte 8 m). De betonnen hoofdliggers steken deels boven de rijweg uit. Fietspaden en dienstpaden worden uitgevoerd als een staalstructuur. Deze paden bestaan uit roostervloerelementen die opgelegd worden op stalen consoles. Deze consoles worden verankerd in de betonnen hoofdliggers. De bovenbouw wordt aan de stadzijde (zijde werfzone) verankerd en ingeklemd in een ankermassief. De bovenbouw wordt aan de zijde van het sintelstort op een landhoofd opgelegd op een glijdende oplegging. De bovenbouw wordt volledig opgehangen aan de pyloon. In definitieve toestand is er geen enkele vaste verbinding tussen de bovenbouw van de brug en de pyloon Bouwfasering Het brugdek wordt gebouwd op een tijdelijke werfzone welke zich bevindt in het verlengde van de brug achter het ankermassief. Dit houdt in het betonneren van de hoofdliggers, dwarsdragers en brugdekplaat, het voorspannen van de hoofdliggers en het uitvoeren van het tussenblok aan het uiteinde van de brug welke als tegengewicht dienst doet. De pyloon wordt in het atelier samengelast en over het water, via de Ringvaart, getransporteerd naar de werfzone. Deze wordt recht gezet en op een tijdelijke fundering geplaatst. De pyloon krijgt dan een tijdelijke schoring aan de achterzijde via een systeem van buisprofielen. Eens het beton voldoende verhard is (en de eerste 68 m voorgespannen is), worden de tuikabels 3 tot en met 13 gemonteerd en op spanning gebracht om de structuur van de bekisting op te tillen. In de transportconfiguratie is de brug enkel nog verticaal ondersteund onder de hoofdligger op 12 m van het uiteinde zijde sintelstort en op 4 tijdelijke consoles aan de pyloonbenen (twee per been), vlak onder het brugdek bevestigt. Beide pyloonbenen worden verbonden via een tijdelijke trekker, welke gemonteerd is tussen de consoles. In tussentijd worden de funderingen gemonteerd en wordt het landhoofd zuid opgetrokken. Het landhoofd noord (zijde werfzone) kan pas gebouwd worden nadat de brug verplaatst is over de ringvaart naar zijn definitieve positie. Voor het verplaatsen van de brugstructuur worden de voorste steunen op een rijdend platform geplaatst en worden de consoles aan de pyloon voorzien van glijschoenen welke in rails kunnen schuiven. De stabiliteit van de constructie tijdens de bouwfasering wordt verzekerd met een langse en dwarse blokkering van de langsliggers via twee tijdelijke nokken, gemonteerd juist voor de pyloonbenen. Bij een achterwaartse en/of dwarse beweging van het brugdek maken de nokken contact met de pyloonbenen. Voor het transport over de ringvaart worden pontons voorzien waarop de transportplatforms zullen gereden worden om vervolgens overgevaren te worden. Na het transport van de brug naar zijn definitieve positie wordt de pyloon afgezet op zijn funderingszool. Hierna kan de bouw van het ankermassief beginnen. In tussentijd wordt het brugdek horizontaal vastgehouden aan het landhoofd sintelstort, via tijdelijke trekankers. Hierna kan de brug worden afgewerkt. Dit houdt in: het spanningsloos maken van alle tijdelijke verbindingen om deze vervolgens te verwijderen. Het afwerken van het brugdek, nl. het aanbrengen van een waterdichte rok op de brugdekplaat en het aanbrengen van de afwerkingslagen van het wegdek. Montage van tuikabels 1 en 2 en definitieve tuiregeling. Het momentvast verbinden van de brugconstructie met het ankermassief waarna de brug klaar is voor ingebruikname.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTgyMDE=